Deliveroo | de maaltijdbezorger onder de loep
Artikel

Deliveroo | de maaltijdbezorger onder de loep

Er werd maandenlang naar uitgekeken. Op vrijdag 24 maart zou dan eindelijk door de Hoge Raad der Nederlanden arrest worden gewezen in de zaak van Deliveroo versus FNV. Of was het FNV versus Deliveroo? Of FNV versus de platformeconomie? Hoe dan ook: juridisch Nederland was aan het internet gekluisterd, waar het tot voor kort nog reikhalzend uitkeek naar een pruttelend faxapparaat.

De zaak Deliveroo/FNV ging, kort de bocht, over de vraag of de maaltijdbezorgers van Deliveroo werknemer waren of zelfstandig ondernemer. En daar hangt, vooral in de materiële context, nogal wat aan vast. Hebben zij recht op ontslagbescherming en loondoorbetaling bij ziekte? Zijn ze verplicht aangesloten bij een pensioenfonds? Of zijn ze vrij om te gaan en te staan en doppen ze hun eigen boontjes?

Ik was (toevallig) vlot. Al voor het middaguur had ik de link (zonder commentaar overigens) al op LinkedIn gepost en het was natuurlijk wachten op de ‘snelle duiders’. Ik heb redelijk wat gespecialiseerde juristen en advocaten in mijn netwerk en het moet gezegd: ze waren er snel bij! En, zoals dat gaat, werden ook vrij snel allerlei mooie reflecties op het arrest gedeeld. Nu lagen er natuurlijk al uitspraken van eerdere rechtbanken in deze zaak, alsook een juridisch mooi betoog van de Advocaat-Generaal (mevrouw de Bock, die ik niet persoonlijk ken overigens). Alles wees erop dat Deliveroo aan het kortste eind zou trekken. De jurist/advocaat die deze uitspraak niet zag aankomen, moet wellicht een carrière switch overwegen.

Het oordeel van de Hoge Raad? Wederom kort door de bocht: de maaltijdbezorgers van Deliveroo waren geen ondernemers (of zzp-ers?) maar werknemers. Met alle rechten en plichten. Dat Deliveroo inmiddels niet meer in Nederland actief is, doet niet ter zake.

Dat lijkt zo op het 1e gezicht mooi, maar op basis van de reacties moeten we dat misschien toch wat nuanceren. Even voor alle duidelijkheid: ik ben geen (afgestudeerd) jurist, noch advocaat. Ik ben wel al een paar jaartjes actief in het werkveld van mens en arbeid. Op hoofdlijnen is het arbeidsrecht mij niet vreemd, maar de echte juridische details, daarmee houd ik mij niet bezig. Ik kijk vooral door de bril van arbeidsverhoudingen. En daardoor rijst ook de vraag: ‘wat betekent dit nu in de praktijk?’

Stel voor dat ik een maaltijdbezorger bij Deliveroo was, of nu een zzp-er in de bouw? Wat als ik ‘freelance’ communicatieprofessional ben? Of een interim HR-manager, die tijdelijk inspringt in geval van zwangerschapsverlof? Wat moet ik met deze uitspraak?

Het antwoord op al die vragen? Heel simpel: die kun je op basis van dit arrest niet geven. Er wordt geen juridisch finaal antwoord gegeven op de vraag: wanneer ben je werknemer? En wanneer zzp’er (wat overigens helemaal geen term uit de wet is, maar dat terzijde)?

Ik zie het in dit geval al mijn roeping een dergelijk arrest van de Hoge Raad uit te leggen in Jip en Janneke taal. En daarmee begeef ik me op glad ijs. Dat geef ik onmiddellijk toe. Maar, met alle respect voor mijn juridisch wel geschoolde collega’s: dit arrest (en de eerdere uitspraken, evenals de eerder genoemde conclusie van de AG) wordt in de bouwkeet echt niet gelezen, laat staan begrepen.

En aldus, mijn bescheiden poging:

Als je, volgens de wet, arbeid verricht op basis van een arbeidsovereenkomst, is een aantal zaken aan de orde: het is arbeid, er wordt loon betaald, men doet dat in dienst (lees: gezagsverhouding) en gedurende zekere tijd.

In Jip en Janneke taal:

– als ik cv-installateur ben en ik doe dat voor een installatiebedrijf, dan werk ik daar, dan krijg ik maandelijks een loonstrook en betaal ik inkomstenbelasting. Mijn baas vertelt met wat ik moet doen (eerst die ketel daar en dan de andere ketel daar) en ik doe dat tot ik met pensioen ga: arbeidsovereenkomst;
– als ik cv-installateur ben en ik doe dat voor eigen rekening, dan koop ik die ketels in, hang ik ze vervolgens op bij een klant (die alleen maar zegt dat hij een nieuwe cv-ketel wil) en ik stuur een factuur met btw. Dat doe ik eenmalig (los wellicht van een onderhoudsabonnement) en ik kom pas weer terug als de ketel opnieuw vervangen moet worden: overeenkomst van opdracht.

In het arrest van de Hoge Raad ging het over de vraag of maaltijdbezorgers van Deliveroo nu werknemer waren of ondernemer. En kort samengevat was het oordeel: je moet het probleem langs diverse kanten bekijken en alle onderdelen in samenhang wegen: in dit specifieke geval is het een arbeidsovereenkomst, maar dat kan in een andere situatie anders zijn. Mooi geformuleerd: wij willen niet aan rechtsontwikkeling doen, dat is aan de Minister, maar bij Deliveroo was er sprake van een arbeidsovereenkomst.

Het lijkt in deze context dan ook helemaal niet ingewikkeld. De reactie van een aantal juristen/advocaten zat ook op die lijn: de wet is duidelijk. Als een arbeidsrelatie alle kenmerken heeft van een arbeidsovereenkomst, dan is het er een. Houd de fiscale kant gescheiden van de arbeidsrechtelijke kant (daar zit namelijk wel wat verschil in) en ga gewoon handhaven.

Maar wij zijn er in Nederland nu eenmaal heel erg goed in om eenvoudige zaken heel erg ingewikkeld te maken. Dat we te maken hebben met een veranderende arbeidsmarkt, behoeft geen betoog. Dat het juridisch soms knelt al evenmin. Maar door diverse partijen worden steeds argumenten aangevoerd die er toe leiden dat er wellicht helemaal geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Omdat partijen dat niet willen of omdat ze anders aankijken tegen het gezag criterium. ‘Ik zeg alleen dat hij die pizza weg moet brengen, hoe hij dat doet moet hij zelf weten’. ‘Nee, bij dit tarief kun je niet spreken van schijnzelfstandigheid: deze ondernemer weet precies welke keuzes hij maakt’. Ergo: niet in alle gevallen kun je zomaar stellen dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst.

Onwillekeurig moest ik terugdenken aan mijn middelbare schooltijd, waar we tijdens de geschiedenislessen meer leerden over het calvinisme in Nederland. De Leidse theoloog Jacobus Arminius wilde een ruimere uitleg geven aan calvinistische leer dan de dogmatische preciezen. De volgelingen van Arminius werden de ‘rekkelijken’ genoemd. Het lijkt erop dat ook de Nederlandse juridische wereld onder te verdelen is in die 2 kampen: De Rekkelijken versus De Preciezen.

Nu heb ik ook geleerd dat dit onderscheid zelfs universeel is en zich dus ook niet eenvoudig laat oplossen. Dit arrest laat die rechtsontwikkeling nadrukkelijk over aan de Nederlandse en Europese wetgever. Of het snel zal leiden tot een werkbare oplossing? De Calvinisten zijn er al ruim 4 eeuwen mee bezig en er zit nog niet echt schot in.

Ik vermoed dat we nog even doorgaan.